Revalidatie na een schouderprothese

Een schouderprothese is een efficiënte behandeling ter verlichting van pijn en verbetering van de schouderfunctie. Of een totale, halve, steelloze of omgekeerde prothese gebruikt wordt, maakt hierin weinig verschil. Wel zijn er verschillen tussen protheses, gelet op hersteltijd en uiteindelijke functie van de schouder.

De behandeling na een schouderprothese kent een globale richtlijn. Deze richtlijn kan voor elke schouderprothese gebruikt worden. Elke patiënt doorloopt wel een individueel behandeltraject, toegespitst op de persoonlijke situatie.

Hoe lang duurt de revalidatie na een schouderprotese?

Hoe lang de revalidatie uiteindelijk duurt, is afhankelijk van verschillende factoren:

  • Functie en kwaliteit van de schouder voorafgaand aan de operatie.
  • Operatietechniek (afhankelijk van orthopedisch chirurg en patiënt)
  • Persoonlijke kenmerken.

De revalidatietijd varieert tussen de zes en 12 maanden. Toch wordt tot 24 maanden nog verbetering gezien van de schouderfunctie. Veel protocollen gaan tot zes maanden. In de praktijk echter blijkt dat zes maanden voor veel mensen te kort is voor volledig herstel. Dit is ook afhankelijk van de hulpvraag of doel van de patiënt. Wat wil iemand nog kunnen doen met de schouder?

Een halve schouderprothese heeft over het algemeen de kortste revalidatietijd. Dit omdat de ingreep minder groot is.

De uitkomst na revalidatie

Totale schouderprothese

  • De passieve mobiliteit (uitgevoerd door de fysiotherapeut) is groter dan de actieve mobiliteit (uitgevoerd door de patiënt zelf) voor het heffen van de arm. De actieve mobiliteit is de beweging van een gewricht die met spierkracht bereikt wordt. De passieve mobiliteit is de beweging van een gewricht die met hulp bereikt wordt.
  • De actieve mobiliteit varieert enorm. De praktijk laat zien dat dit kan variëren tussen de 90 en 140 graden.
  • De rotatiemobiliteit is even groot als bij de niet-geopereerde schouder.
  • De kracht is even groot als de kracht van de niet-geopereerde schouder.

Halve schouderprothese

  • Zowel de passieve als de actieve mobiliteit is groter dan bij een totale schouderprothese.
  • De passieve mobiliteit is groter dan de actieve mobiliteit bij het heffen van de arm.
  • De actieve mobiliteit voor het heffen varieert tussen de 115 en 160 graden.
  • Kracht is gelijk aan de niet-geopereerde schouder.

Steelloze schouderprothese

  • Deze uitkomsten zijn vergelijkbaar met die bij een totale en halve schouderprothese.

Omgekeerde schouderprothese

  • Heeft de minste mobiliteit van alle schouderprotheses na revalidatie.
  • Heeft minder kracht in de schouder. Dit komt door het ontbreken van de rotator cuff spiergroep.

Fasen van de revalidatie

Een fysiotherapeut begeleidt het revalidatietraject na de operatie. De exacte invulling van de therapie is erg afhankelijk van de operatie. Welke spieren zijn gescheurd? Zijn deze spieren gehecht of niet? Welke operatietechniek is precies gebruikt? Is er een breuk die nog moet herstellen? De antwoorden hierop hebben invloed op welke bewegingen wel uitgevoerd mogen worden en welke niet. Welke spier precies is aangedaan, bepaalt wat voor oefeningen er uitgevoerd mogen worden. Dit geldt voornamelijk voor Fase 1 en 2 van de revalidatie. Nadien speelt voornamelijk het persoonlijk doel van de patiënt een belangrijke rol.

Fase 1 (eerste 6 weken)

Leefregels

  • Zes weken een armsling (draagriem) dragen, zowel overdag als ’s nachts. Tijdens oefenen, douchen en zitten in een stoel mag de sling af.
  • Bij een omgekeerde schouderprothese mag na vier weken ’s nachts de sling af.
  • De arm mag niet actief worden opgetild.
  • Fietsen, autorijden en rijden van een bromfiets is niet toegestaan.
  • Slapen op de geopereerde schouder is niet toegestaan.

Fysiotherapeutische behandeling

  • Fysiotherapie bestaat uit het passief bewegen van de schouder. Daarnaast geeft een fysiotherapeut oefeningen ter versterking van de spieren rondom de schouder.
  • Wanneer een schouderbreuk de oorzaak voor een schouderprothese is, zullen geen passieve bewegingen worden gemaakt.

Fase 2 (6-12 weken)

Leefregels

  • Licht werk is na zes weken toegestaan, tot onder schouderhoogte.
  • Tillen is nog niet toegestaan.

Fysiotherapeutische behandeling

  • Beweging van de schouder optimaliseren.
  • Trainen van de schouderspieren.
  • Begeleiding van het juist aanleren van schouderbewegingen.

De schouder moet pijnvrij zijn om te starten met fase 3. Is dit niet het geval dan wordt fase 3 uitgesteld. Bij onverklaarbare pijn wordt geadviseerd contact op te nemen met de orthopedisch chirurg.

Fase 3 (12 weken tot…)

Leefregels

  • Tillen is toegestaan.
  • Armheffen boven schouderhoogte is toegestaan (als dit mogelijk is).

Fysiotherapeutische behandeling

  • Beweging van de schouder verder optimaliseren.
  • Kracht optimaliseren.
  • Werken naar de persoonlijke hulpvraag van de patiënt.

Tot slot

De behandeling en revalidatie kan voor iedere patiënt anders zijn. Regelmatig overleg met de specialist en fysiotherapeut over de verwachtingen en voortgang van revalidatietraject is daarom aanbevolen.