Schouderinstabiliteit

Schouderinstabiliteit betekent dat er te veel beweging mogelijk is in het schoudergewricht. De kop van de schouder kan te veel bewegen ten opzichte van de kom. Dit kan komen doordat de schouder een keer uit de kom is geweest. Maar ook zonder dat de schouder uit de kom is geweest, kan schouderinstabiliteit optreden.

Hoe ontstaat schouderinstabiliteit?

Schouderinstabiliteit kan meerdere oorzaken hebben. Er wordt een onderverdeling gemaakt in drie types. Deze onderverdeling wordt het Stanmore classificatiemodel genoemd.

Type I

Schouder uit de kom door een val of trauma.

Type I Wordt ook wel een schouderluxatie genoemd. Hierbij is het kapsel opgerekt en kan ander weefsel beschadigd zijn.

Type II

Weefselschade aan de schouder zonder dat een val of trauma hiervan de oorzaak is.

Weefsel rondom de schouder is beschadigd, waardoor instabiliteit of subluxaties ontstaan. Een subluxatie houdt in dat de kop maar gedeeltelijk uit de kom is. De kop en kom kunnen hierbij een afwijkende vorm hebben waardoor er minder stabiliteit is. Ook hypermobiliteit kan een oorzaak zijn. Hierbij is het kapsel om het gewricht te ruim waardoor er meer speling in het schoudergewricht ontstaat.

Type III

Abnormale spiersamenwerking.

Een abnormale spiersamenwerking is een veel voorkomende oorzaak. Dit kan komen doordat er minder coördinatie of minder kracht van desbetreffende spieren is.

De classificatie voor type I, II en III wordt hieronder in een driehoek afgebeeld. Dit omdat de onderverdeling niet  sluitend is. Vaak wordt in de praktijk een combinatie van types gezien. Bijvoorbeeld wanneer zich een schouderluxatie heeft voorgedaan en daarna subluxaties blijven bestaan. Dan is er sprake van een combinatie van type I en II. Ook kan het voorkomen dat door gebrekkige spiercontrole (type III) subluxaties ontstaan. Het driehoekmodel helpt de patiënt / de aandoening te plaatsen.

Stabiliteit van de schouder

De vorm van het schoudergewricht verzorgt een deel van de stabiliteit. Het gewrichtskapsel, de gewrichtsbanden en de spieren en pezen zorgen voor de meeste stabiliteit.

Het schoudergewricht is het meest mobiele gewricht van het lichaam. Wat wil zeggen dat de schouder de grootste beweeglijkheid heeft. Dit vereist een goede balans tussen mobiliteit en stabiliteit.

De vorm van het schoudergewricht zorgt ervoor dat veel beweging mogelijk is. De kop van het gewricht is vrij groot ten opzichte van de kom. (afbeelding invoegen) Daarbij is de kom ook erg ondiep. Door een opstaande rand (labrum) wordt de kom verdiept wat extra stabiliteit geeft.

Het gewrichtskapsel is als een ‘zak’ rondom het gehele gewricht. In dit kapsel zit vocht (gewrichtsvloeistof). Door het vocht ontstaat druk in het gewricht wat ervoor zorgt dat kop en kom op elkaar blijven. In het kapsel zijn verdikkingen aanwezig, zogenoemde gewrichtsbanden. Deze banden zorgen voor extra stabiliteit van het gewricht.

Naast vorm, kapsel en banden zorgen spieren voor stabiliteit. Als eerste de zogenoemde rotator cuff spieren. Dit zijn vier spieren die om het schoudergewricht liggen. Door de ligging van deze spieren wordt de kop in de kom gehouden. Het op het juiste moment aanspannen van deze spieren is belangrijk voor de stabiliteit.

Klachten van schouderinstabiliteit

De klachten zijn verschillend per type schouderinstabiliteit.

Type I en II kenmerken zich door een instabiliteitsgevoel en eventuele (sub)luxaties. Type III geeft in de meeste gevallen niet het gevoel van instabiliteit. type III wordt meestal pas opgemerkt wanneer andere schouderklachten aanwezig zijn. Door een abnormale spiersamenwerking kan impingement, slijmbeursontsteking of peesontsteking ontstaan. Deze schouderaandoeningen veroorzaken andere klachten dan instabiliteitsgevoel. Denk hierbij aan pijn of het niet goed kunnen bewegen van de arm.

Schouderinstabiliteit wordt daarnaast onderverdeeld in de richting van de instabiliteit:

  • Instabiliteit naar de voorzijde.
  • Instabiliteit naar de achterzijde.
  • Instabiliteit in alle richtingen.

Instabiliteit aan de voorzijde komt het meest voor. Aan de voorzijde is het schoudergewricht het zwakste waardoor dit de meeste kans op problemen geeft. Wanneer een schouder bijna of geheel uit de kom gaat, is dat meestal aan de voorzijde.

Behandeling van schouderinstabiliteit

De behandeling van type I en II bestaat uit fysiotherapie of een operatie. De fysiotherapeut geeft dan voornamelijk oefentherapie voor versterking en juist aanspannen van de spieren. Wanneer de spieren de instabiliteit niet kunnen opvangen, zal een operatie plaatsvinden.

Type III wordt alleen behandeld met fysiotherapie.

Verdere uitleg over schouderinstabiliteit

Meer informatie over de oorzaken, klachten en behandeling van schouderinstabiliteit wordt beschreven in de volgende artikelen over de afzonderlijke types: Type I, Type II, Type III.