Schouderinstabiliteit type II

Schouderinstabiliteit wil zeggen dat er te veel beweging mogelijk is in het schoudergewricht.

Type II schouderinstabiliteit komt door structurele afwijkingen zonder direct trauma. Dus zonder een val of ongeluk waarbij de schouder uit de kom is geweest. De structurele afwijking kan wel ontstaan zijn door een eerder trauma.

Oorzaken van schouderinstabiliteit type II

De structurele afwijkingen die aanwezig zijn bij type II kunnen verschillende oorzaken hebben:

  • Aangeboren afwijkingen van het bot.
  • Aangeboren afwijkingen van andere weefsels in het schoudergewricht.
  • Type I schouderinstabiliteit (schouderluxatie).
  • Type III schouderinstabiliteit.

Aangeboren afwijkingen van het bot

Mensen zijn allemaal anders. Tijdens de groei ontwikkelen zich persoonlijke kenmerken van het lichaam. Voor het schoudergewricht kan dit betekenen dat de kop en/of de kom anders zijn. De kom van de schouder kan grofweg drie vormen hebben:

  • Ovale vorm.
  • Peervorm.
  • Aanhalingsteken vorm.

De kop van de schouder kan tijdens de groei een andere stand krijgen. Wanneer de stand van de kop en de kom niet goed aansluiten, kan instabiliteit ontstaan.

Aangeboren afwijkingen van andere weefsels in het schoudergewricht

Afwijkingen van ander weefsel kan zijn: verkleind labrum, vergroot gewrichtskapsel, minder sterke of afwezige gewrichtsbanden. Een vergroot gewrichtskapsel of minder sterke gewrichtsbanden wordt ook wel hypermobiliteit genoemd.

Type I schouderinstabiliteit

Een eerder doorgemaakte schouderluxatie (type I) kan nadien schoudersubluxatie veroorzaken. Subluxaties kunnen direct ontstaan, maar ook na langere tijd. Op het moment van subluxaties wordt gesproken van type II schouderinstabiliteit. (link naar dit artikel?)

Type III schouderinstabiliteit

Type III schouderinstabiliteit is schouderinstabiliteit door verminderde spiercontrole. Dit type wordt in een ander artikel extra uitgelegd. Door de verminderde spiercontrole kan microtraumata in het schouderweefsel ontstaan. Hierbij ontstaan afwijkingen aan het weefsel rondom de schouder. Ook subluxaties kunnen ontstaan door verminderde spiercontrole. Wanneer het weefsel is beschadigd of subluxaties ontstaan, spreken we van type II instabiliteit.

Symptomen bij schouderinstabiliteit type II

De klachten/symptomen die voorkomen zijn:

  • Het gevoel van instabiliteit.
  • Subluxaties.
  • Mogelijkheid om zelf de schouder te subluxeren.

Vaak zijn er schouders die niet deze duidelijke tekenen van instabiliteit laten zien. Klachten die ook voorkomen, maar minder duidelijk, zijn:

  • Gevoel van klikken/ ploppen in de schouder.
  • Een moe / zwaar gevoel in de schouder na activiteit.
  • Pijn in de schouder na activiteit.

Activiteiten die pijn en ongemak veroorzaken, zijn bewegingen boven schouderhoogte. In deze positie moeten namelijk het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden de meeste stabiliteit geven. Wanneer er problemen zijn in het kapsel of in de banden kan dit tot klachten leiden.

Behandeling van schouderinstabiliteit type II

Schouderinstabiliteit type II moet altijd eerst met fysiotherapie worden behandeld. Fysiotherapie moet voornamelijk gericht zijn op het trainen van de rotator cuff spieren. Deze spieren zorgen in belangrijke mate voor stabiliteit. De rotator cuff spieren zitten vast op het schouderblad. Om die reden zijn de spieren die het schouderblad stabiliseren enorm belangrijk. Wanneer het schouderblad niet goed beweegt, kunnen de rotatorcuff spieren niet goed de schouder stabiliseren.

Onder het trainen wordt niet alleen krachttraining bedoeld maar ook coördinatietraining.

Een operatie wordt meestal pas overwogen als een intensieve revalidatie van zes maanden niet voldoende effect heeft. Het oplossen van de instabiliteit door een operatie kan op twee manieren:

  • Inkorten van het schouderkapsel.
  • Een stuk bot plaatsen op de kom van de schouder.

De meest voorkomende operatietechniek is het inkorten van het schouderkapsel. Hierbij wordt het te ruime kapsel weer verkleind.

Bij  het plaatsen van een stuk bot op de kom, wordt de kom verdiept. Hierdoor kan de schouder niet meer uit de kom gaan. Welke operatie het meeste geschikt is, wordt door een orthopedisch chirurg bepaald in overleg met de patiënt. Na elke operatie is er een revalidatietraject. Dit kan enkele maanden tot een jaar duren.